Deskundigheidsbevordering

De Rijksoverheid stelt specifieke eisen aan een ecologische deskundige. Om te kunnen voldoen aan de RVO-eisen is er specifieke ecologische kennis en kunde en aantoonbare praktijkervaring nodig (meerdere jaren).

Het aanbod ecologisch deskundigen is in verhouding tot de hoeveelheid werkzaamheden voor ruimtelijke ontwikkelingen en bestendig beheer schaars. Daarom zijn Stadswerk, VNG en VHG sinds 2007 actief bezig met het bevorderen van ecologische deskundigheid in gemeenten en bij partijen die voor, met en in gemeenten werken. Dit om met ecologisch deskundigen te kunnen samenwerken en ook om meer deskundigheid te in de sector krijgen.

De deskundigheidsbevordering is ingestoken in de vorm van een certificering. Deze certificering is opgedeeld in twee categorieën en bestaat uit de volgende certificaten:

  1. Zorgvuldig inventariseren
    1. Flora- en faunacontroleur
    2. Flora- en fauna-inspecteur
  2. Zorgvuldig handelen
    1. Voorman/Medewerker (bestendig beheer, deels ook inzetbaar voor ruimtelijke ontwikkeling)
    2. Opzichter/Uitvoerder/Toezichthouder (ruimtelijke ontwikkeling en bestendig beheer)
    3. Projectleider/Werkvoorbereider/Beheerder (ruimtelijke ontwikkeling en bestendig beheer)
    4. Planvormer/Planvoorbereider (ruimtelijke ontwikkeling)

Een certificaat is 5 jaar geldig en kan daarna worden verlengd, zie onder hercertificering.

Opleidingen hiervoor worden verzorgd door diverse (agrarische) opleidingscentra en IPC Groene Ruimte.

I     Zorgvuldig inventariseren

Voor de bevordering van deze deskundigheid heeft Stadswerk curricula en eindtermen ontwikkeld voor:

1.   Flora- en faunacontroleur.

2.   Flora- en fauna inspecteur.

Personen die middels een toetsing aantonen te voldoen aan het curriculum, ontvangen een op naam gesteld certificaat. Hierna volgt een samenvatting van de curricula.

1. Flora- en faunacontroleur

De flora- en faunacontroleur is ter zake kundig in het lokaliseren van rust- en voortplantingsplaatsen. Deze persoon kan de verkennende inventarisatie in het terrein verrichten.

  • Heeft kennis van rust- en voortplantingsplaatsen van beschermde soorten die veel voorkomen in groenvoorzieningen, water, gebouwen, nutsvoorzieningen, e.d.
  • Kan rust- en voortplantingsplaatsen van (beschermde) flora en fauna op basis van geluid en visueel waarnemen, opsporen (lokaliseren) en koppelen aan een soortgroep.
  • Kan de gegevens op een juiste wijze registreren.
  • Maakt gebruik van gestandaardiseerde, verkennende inventarisatie methoden.

2. Flora- en fauna-inspecteur

De flora- en fauna-inspecteur is ter zake kundig in het aantonen of uitsluiten van het gebruik van rust- en voortplantingsplaatsen. Deze persoon kan soortspecifieke inventarisaties verrichten.

  • Heeft kennis van rust- en voortplantingsplaatsen van beschermde soorten die veel voorkomen in groenvoorzieningen, water, gebouwen, nutsvoorzieningen, e.d.
  • Kan het type en het gebruik van rust- en voortplantingsplaatsen vaststellen en kan de rust- en voortplantingsplaatsen aan een specifieke soort koppelen.
  • Kan specifieke inspectie middelen op een juiste wijze inzetten, zoals bijvoorbeeld een life trap of batdetector.
  • Maakt gebruik van gestandaardiseerde en erkende inventarisatie methoden zoals beschreven in kennisdocumenten soortenbescherming van BIJ12 (zie website BIJ12), NGB soortinventarisatie protocollen en het Nederlands soortenregister.

Aanvullende deskundigheid

Ter aanvulling op de controleur en inspecteur, wordt in de praktijk tevens gebruik gemaakt van specialisten. Kenmerken van een specialist zijn:

  • Heeft zich veelal gespecialiseerd in één of enkele soorten/soortgroepen.
  • Kan de omvang van een populatie in beeld brengen en verbanden leggen tussen verschillende groeiplaatsen, rust- en voortplantingsplaatsen.
  • Kan de staat van instandhouding bepalen en de ontwikkeling van de populatie bepalen en onderbouwen.

Voor de specialist geldt, dat deze zijn/haar deskundigheid aantoont met meerdere publicaties van onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat:

  • Hij/zij minimaal vijf jaar actief is met het onderzoeken van een bepaalde soort/soortgroep.
  • Hij/zij aantoonbaar deskundig is op het vlak van populatiedynamica en beschikt over dergelijke toegepaste kennis aangaande de soort/soortgroep.
  • Hij/zij de deskundigheid actief op niveau houdt: Actuele (inter-) nationale kennis van de soortgroep (o.a. vakliteratuur).

II   Zorgvuldig handelen

Voor de bevordering van deze deskundigheid heeft Stadswerk curricula en eindtermen ontwikkeld voor:

  1. Voorman/Medewerker (bestendig beheer, deels ook inzetbaar voor ruimtelijke ontwikkeling).
  2. Opzichter/Uitvoerder/Toezichthouder (ruimtelijke ontwikkeling en bestendig beheer).
  3. Projectleider/Werkvoorbereider/Beheerder (ruimtelijke ontwikkeling en bestendig beheer).
  4. Planvormer/Planvoorbereider (ruimtelijke ontwikkeling).

Personen die middels een toetsing aantonen te voldoen aan het curriculum, ontvangen een op naam gesteld certificaat. Hierna volgt een samenvatting van de curricula.

1. Voorman/Medewerker

  • Kan bepaalde beschermde flora en fauna en hun groeiplaatsen en rust- en voorplantingsplaatsen herkennen.
  • Kan zorgvuldig handelen op basis van werkinstructies uit een ecologisch werkprotocol, dit betreft het toepassen van zorgvuldige werk- technieken en beschermende maatregelen.
  • Kan relevante informatie over flora en fauna terugkoppelen met de opzichter/uitvoerder/toezichthouder.

2. Opzichter/Uitvoerder/Toezichthouder

  • Kan voor het zorgvuldig handelen, bepaalde beschermde flora en fauna en hun groeiplaatsen of rust- en voortplantingsplaatsen herkennen.
  • Kan risicomanagement uitvoeren en aansturen, o.a. verzorgen werkinstructies op basis een ecologisch werkprotocol.
  • Kan toetsen of er volgens een gedragscode/omgevingsvergunning en ecologisch werkprotocol wordt gewerkt (er zorgvuldig wordt gehandeld).
  • Kan relevante gegevens registreren en terugkoppelen.

3. Projectleider/Werkvoorbereider/Beheerder

  • Heeft kennis van natuurwetgeving, natuurbeleid en de kaders voor ruimtelijke ontwikkelingen.
  • Kan de wettelijke soortbescherming en borging van de werkwijze verwerken in een contract (bv. RAW-bestek).
  • Kan natuurwetgeving in combinatie met de contractdocumenten vertalen naar een ecologisch werkprotocol: o.a. het uitvoeren van een risicoanalyse en het uitwerken van het risicomanagement op basis van de maatregelcatalogus uit een gedragscode.
  • Heeft kennis van beschermende maatregelen en zorgvuldig handelen.
  • Heeft relevante soort specifieke kennis van mogelijk aanwezige beschermde flora en fauna en hun levenswijze.
  • Heeft inzicht in de seizoen verschillen met betrekking tot groeiplaatsen en het gebruik van rust- en voortplantingsplaatsen van beschermde soorten.

4. Planvormer/Planvoorbereider

  • Heeft kennis van natuurwetgeving, natuurbeleid en de kaders voor ruimtelijke ontwikkelingen.
  • Heeft kennis van de instrumenten: gedragscode, vrijstelling en omgevingsvergunning.
  • Kan de wettelijke natuurbescherming borgen en verwerken in een plan/ontwerp en aanzet voor contractspecificaties (bv. programma van eisen).
  • Kan ecologische inventarisaties en adviezen interpreteren en toepassen.
  • Heeft relevante soort specifieke kennis van beschermde flora en fauna en hun levenswijze.
  • Heeft inzicht in de seizoen verschillen met betrekking tot het voorkomen van beschermde flora en fauna.
  • Heeft inzicht in de relatie tussen terreinsamenstelling en mogelijk aanwezige vaste rust- en voortplantingsplaatsen van beschermde soorten.

 

Cookie-instellingen